Diest kende als Oranjestad in de 16e en 17e eeuw een woelige periode van talloze belegeringen, bezettingen en plunderingen. De oude 14e-eeuwse verdedigingsgordel werd dan ook meerdere malen afgebroken, weer heropgebouwd, uitgebreid en aangepast.
Na de inname van Diest door Franse troepen in 1705 werd opgedragen de vestingwerken te ontmantelen. Dit gebeurde echter pas grotendeels tijdens de Oostenrijkse bezetting in 1788 en werd verdergezet na het einde van het ancien régime toen de Fransen in 1794 opnieuw de stad veroverden.
Aanleiding voor nieuwe vestengordel rond Diest
Kort na de Belgische revolutie in 1830, ondernam koning Willem van Oranje een poging om ons land opnieuw te veroveren, die bekend staat als de tiendaagse veldtocht. De Nederlanders slaagden erin om nabij Diest de Demer over te steken en bezetten vervolgens kortstondig de stad.((W. Walthuis, ‘De Tiendaagse Veldtocht, 2 tot 12 augustus 1831. Een relativering na anderhalve eeuw’ in Militaire spectator. Tijdschrift voor het Nederlandsche leger, 1981, p. 337-354)) Dankzij tussenkomst van de Fransen kon de inname van het pas onafhankelijke België worden voorkomen. Door deze gebeurtenissen werd de strategische ligging van Diest nog maar eens duidelijk en besloot men een nieuwe verdedigingsgordel rond de stad te bouwen.
In afwachting tot de definitieve beslissing werd er in September 1831 reeds een militair kamp opgericht vlakbij Diest, ter opleiding maar ook ter bewaking van de Demer-overgangen. De eerste ontwerpen voor de nieuwe verdedigingsgordel dateren uit 1833. In mei 1835 werden uiteindelijk de plannen om Diest uit de bouwen als een vestingstad goedgekeurd door het parlement. De totale kosten werden geraamd op 3.600.000 frank.1
Diest, tot voor de Franse revolutie eeuwenlang het bezit van het geslacht Oranje-Nassau, werd zo plots een gelegenheidsvesting om het jonge België te beschermen tegen een mogelijke inval door datzelfde huis van Oranje-Nassau.
De stadsomwalling
De kernvesting werd tussen 1837 en 1844 aangelegd. Deze bestaat uit een dubbele aarden omwalling met natte grachten rondom de gehele stad. Op onderstaande vergelijking zien we links de 18e eeuwse vesting en rechts de nieuwe vestingsgordel die ongeveer hetzelfde tracé beslaat.
De totale omtrek van de stadsomwalling was 3805m lang met een diameter van 1325m. Buiten de stadsomwalling kwam er een bouwverbod binnen de 583m van de stadswallen. Enkel bestaande, niet permanente constructies werden binnen deze perimeter gedoogd, op voorwaarde dat ze indien nodig meteen konden afgebroken worden. Dit was vooral van toepassing op de bewoners ten zuiden van de stad, die zich vlak buiten de stadswallen hadden gevestigd op de flank van de Allerheiligenberg, langs de wijk Speelhof tot voorbij de Bevermolen. Op de kaarten kunnen we zien hoe al deze wijken inclusief de oude Bevermolen moesten wijken voor de nieuwe vestingswerken.
Volgens het reglement van 18 mei 1853 moesten de verdedigingswerken worden beplant met bomen, struiken en hakhout. Dit had drie doelen: Het verhogen van de opbrengst van het domein in vredestijd, de beschikbaarheid van hout in oorlogstijd en het vormen van een natuurlijk obstakel voor de vijand. In de drie winters van 1855 tot 1857 werden 1.371 eiken, 704 olmen, 1.584 beuken, 32 essen, 3.900 stuks eikenhakhout, 4.100 stuks elzenhakhout, 6.800 teenwilgen en 19.125 meidoornstruiken geplant.
De Stadspoorten
Het aantal stadspoorten werd teruggebracht tot 5. Aan de noordzijde bevonden zich 2 prachtige monumentale, versterkte poorten. De overige stadspoorten waren soberder gebouwd.
- Ten Noorden de Antwerpsepoort
- Aan de noord-oost zijde de Schaffensepoort
- Ten Zuiden de Hasseltsepoort
- Ten Zuid-westen de Leuvensepoort
- Ten Noord-westen de Zichemsepoort
De Waterpoorten
De Demer stroomde de stad binnen via de Saspoort, waar zich een indundatiesluis bevond. Deze kon de beemden van het Webbekomsbroek aan de oostzijde binnen 48 uur onder water zetten. Hierdoor werd de gehele oostzijde van de stad beschermd door natuurlijke gordel bestaande uit een controleerbaar overstromingsgebied. De Demer verliet de stad opnieuw via een waterpoort ter hoogte van de Zichemsepoort in het westen. De stadswallen waren volledig omringd door natte grachten.
De Ravelijnen
De Antwerpse Poort bevat een ravelijn die de toegang tot de stad met verdediging. Ook ten oosten van de Schaffensepoort, naast de Saspoort, bevind zich een ravelijn die de vesting langs noord-oostelijke zijde dient te beschermen.
Een ravelijn is een buitenwerk van een vesting. Het is een vijfhoekig of redanvormig versterkt eiland dat zich omgeven door een extra ravelijnsgracht in de vestingsgracht bevindt. In sommige gevallen is het als een schiereiland aan de vesting vastgebouwd.
Voor meer info over de ravelijnen zie onderstaande pagina’s:
De Halve Maan
Dankzij de bovengenoemde Saspoort kan het Webbekoms Broek, ten oosten van de kernvesting, onder water gezet worden. Ter verdediging van deze natuurlijke barrière wordt ter hoogte van de voormalige Koeipoort een Halve maan aangelegd.
Een Halve maan is een in de hoofdgracht gelegen buitenwerk van een vesting, met als taak de dekking van de saillant van het bastion of ravelijn; de benaming is ontleend aan de naar binnen gebogen achterzijde (de keel); soms ten onrechte gebruikt voor ravelijn.
Voor meer info zie de pagina De Halve Maan
De Forten
Om de versterkte stad te beschermen werden er 2 autonome forten gebouwd. Ze hebben als doel de noordoostelijke zijde van de stad te verdedigen. Bij een eventuele verovering van de stad moesten ze ook zelfstandig verdedigbaar blijven, als laatste toevluchtsoord om weerstand te bieden mocht de stad in handen komen van de aanvallers.
Op de Allerheiligenberg besloot men een zogenaamde citadel te bouwen, op de Lazarijberg koos men voor een ingegraven fort. De aanleg van het fort werd in 1845 voltooid, de laatste fases van de citadel in 1846.
Voor meer info zie de volgende pagina’s
Aansluiting met de kernvesting
Om Fort Leopold met de kernvesting te verbinden werd Kazemat de Leuvenaar aangelegd. Deze sloot via een ophaalbrug rechtstreeks aan op de toegangsweg van het fort.
De Citadel had dan weer omwille van haar ligging 2 aansluitingen op de kernvesting. Enerzijds langs de Leuvensepoort , anderzijds langs de Zichemsepoort. Die laatste verbinding op de heuvelrug werd in de volksmond “Den Haemel” genoemd.
Het nut reeds achterhaald
Zoals hierboven reeds uitgelegd kwam de beslissing om Diest uit te bouwen als vestingstad er na de tiendaagse veldtocht in 1830. Het duurde 5 jaar voor de plannen in 1835 werden goedgekeurd en wegens financiële redenen nog eens 2 jaar vooraleer de eerste werkzaamheden van start gingen in 1837.
De aanleg van de vesting rond Diest was een heuse leerschool voor het jonge Belgische Genie-korps. Vooral de oudste metselwerken zijn van slechte kwaliteit, grotendeels door de gebrekkige kwaliteit van de gebruikte baksteen, door slechte bewerking. Dat het Belgisch leger weinig ervaring had met vestingbouw bleek ook uit het feit dat het Genie-korps de eerste jaren geen Officieren had met enige ervaring.2
Toen Nederland in 1839 na ondertekening van het Verdrag van Londen, de Belgische onafhankelijkheid officieel erkende, was de dreiging geweken. Hiermee was tevens het nut van de gelegenheids-vesting Diest ook meteen achterhaald. Toch ging men in allerijl verder met de aanleg van de vestingwerken rond Diest. De grootste geplande werken, Fort Leopold en de Citadel, moesten nog van start gaan.
Na de spaanse revolutie in 1848 houdt men wel nog rekening met een mogelijke oorlog met de Fransen of Pruisen. In datzelfde jaar werd Fort Leopold reeds verbouwd tot annex van de Leuvense gevangenis om onderdak te bieden aan een tucht-compagnie.
De vestingwerken op kaart
Nu we alle belangrijke onderdelen van de vestingwerken afzonderlijk besproken hebben, laten we ze nu eens bekijken op kaart. We beginnen met de Vandermaelen-kaart uit 1846-1854, die ons een goed overzicht geeft van de 19e eeuwse vestingwerken van Diest.
Aanpassingen aan de vesting
Op de Vandermaelen kaart uit 1846-1854 zien we tussen de Hasseltse Poort en de Halve Maan nog een ravelijn. Wanneer we de militaire kaart uit 1850 erbij nemen, alsook latere kaarten is deze ravelijn verdwenen.
Op de volgende militaire kaarten uit 1870 en 1884 zijn er verder geen wijzigingen aan de vestingwerken waar te nemen.
De 2de Halve Maan
Wanneer we luchtfoto’s en satellietbeelden vergelijken met de militaire kaarten van de vestingwerken zien we iets opmerkelijks. In het landschap zijn duidelijk sporen van een tweede halve maan zichtbaar. Mogelijk gaat het om een onafgewerkte uitbreiding van de vestingwerken. De periode waarin deze werd aangelegd is vooralsnog onbekend.
>> Lees verder op de pagina “Afbraak van de 19e eeuwse verdedigingsgordel“
- INVENTARIS ONROEREND ERFGOED 2024: 19de-eeuwse verdedigingsgordel Diest [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/126646 [↩]
- Menno David van Limburg Stirum, Aantekeningen van een uitstapje naar Engeland en België in 1852 …, Volume 1, P38 [↩]